Donderdag 9 augustus 2018

 

Onder de douche had ik voor de 2de keer deze vakantie een bloedneus. Pacha vertelde dat het te maken heeft met de hoogte waarop we ons bevinden. Ik zou mezelf later in de vakantie gelukkig prijzen met dit enige ongemak, want niet iedereen had zoveel geluk.

Van het met zorg bereide ontbijt in het Riviera Sucre hotel genoot ik bijzonder. 

Vinicio bracht ons met de bus naar de Cotacachi vulkaan. Daar maakten we een mooie wandeling langs het Cuicocha kratermeer, dat aan de voet van de Cotachi vulkaan ligt. 'Tsui cocha' betekent  in de pre-Inca taal 'lagune van de goden. Het vulkanische meer is 3 bij 4 kilometer. Er stond een harde wind. En het was koud, want het meer ligt op 4.944 meter hoogte. Maar als je wandelt word je warm en de traktatie van het overweldigende uitzicht was snoepen geblazen. Ik fotografeerde de bloemen van de diverse soorten bromelia's.

In het midden van het kratermeer liggen 2 kleine eilandjes. Met een bootje voeren we tussen de 2 eilandjes door. Achter een van de eilandjes zou je het warme water omhoog moeten zien borrelen, maar door de harde wind was het onzichtbaar. Ik liep een behoorlijk nat pak op door het water dat door de harde wind tijdens het varen omhoog werd geblazen. Wel lachen en gillen geblazen met zijn allen. Toen Pacha de optie van het boottochtje had genoemd, had iemand in de groep gevraagd, 'wat voegt het toe?'. Waarop ik er met mijn eigenwijze kop uitflapte 'de ervaring'. Deze gevleugelde uitspraak kwam tijdens de vakantie nog een paar keer terug...

In Cotacachi lunchten we (voor mij een lekker dagmenuutje). Cotacachi staat bekend om zijn handgemaakte lederwaren, maar ik had geen zin om te winkelen en vond dan ook niets. 

Voor de 18 meter hoge Peguche waterval had ik daarentegen alle aandacht. Pacha had al gezegd dat je er kon badderen. De inheemse bevolking neemt hier rituele baden, vanwege de spirituele krachten die zij de lagunes, bronnen en watervallen toekent. Voor hen is dit een heilige plek. Het was hier dat Margriet en ik het imago van de stoere meiden verworven. Dat imago zouden we nog een paar keer bevestigen deze vakantie...

Het water was KOUD!

 

We vervolgden onze weg, die ons naar de Plaza de Ponchos bracht, alwaar de grootste markt van Zuid-Amerika te vinden is. Het plein is één grote kleurenzee; bestaande uit stoffen, dekens, kleding en tapijten. De mensen vind ik prachtig, zowel mannen als vrouwen. Hun dikke, zwarte haar dragen ze in een staart of een vlecht. Soms met linten er door gevlochten of om heen gebonden. Ik vond er een handgemaakt, leren dagboek met 2 Ecuadoranen op de omslag. Toen ik $ 5 van de prijs af had gekregen, gaf ik het biljet aan een oude dame die langs liep en bedelde. Wat een mooie dag. 

Mijn naam is René Tap. Ruim 35 jaar houd ik een handgeschreven dagboek bij. Niet dat ik elke dag in het dagboek schrijf. Het dagboek is bedoeld om genietmomenten vast te leggen en her te beleven. Die genietmomenten variëren van bijzondere vakanties tot alledaagse - ogenschijnlijk onbelangrijke - momenten.

 

Bij de teksten in het dagboek plak ik van alles. Mooie plaatjes die een associatie hebben met de tekst. De omslag van een volgeschreven dagboek bewerk ik, zodat het boek een persoonlijk 'journal' wordt. klik hier

Dagboek 4: 21-07-2005 t/m 30-08-2006

Een bijzonder vakantieplan voor 2014 (Canada) deed me besluiten om ook een dagboek in digitale vorm te starten. 

 

Wie mijn website volgt, maakt kennis met hoe ik in het leven sta en met de dingen waarvan ik geniet. Enjoy!

 

Leuk als je wilt reageren op wat je leest! klik hier